• bloed·spoor
enkelvoud meervoud
naamwoord bloedspoor bloedsporen
verkleinwoord bloedspoortje bloedspoortjes

het bloedspooro

  1. spoor van bloed
     Ze zagen het bloedspoor en vonden de gast in het zwembad.[1]
  2. spoor dat aangeschoten wild achterlaat
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]