• blin·ke
vervoeging van
blinken

blinke

  1. aanvoegende wijs van blinken


  • IPA: /blɪŋkɐ/ (Etbergs)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blinke
blónk, blank
geblónke
klasse 3 volledig

blinke

  1. blinken
    «'d Glaas blank i g'm zónleechte.»
    Het glas blonk in het zonlicht.
  2. knipperen (met de ogen)
  3. knipogen


  • blin·ke
vervoeging
onbepaalde wijs blinke
tegenwoordige tijd blinker
verleden tijd blinket
blinka
voltooid
deelwoord
blinket
blinka
onvoltooid
deelwoord
blinkende
lijdende vorm blinkes
gebiedende wijs blink
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

blinke

  1. onovergankelijk knipperen, aanflitsen (licht)
    «Stjernene blinket i natten.»
    De sterren twinkelen in de nacht.
    «Bilen blinket med lysene.»
    De auto knippert met het licht.
  2. onovergankelijk blinken
    «Det blinket en tåre i øyet.»
    Er blinkt een traan in het oog.
  3. onovergankelijk knipperen (met de ogen)
  4. onovergankelijk (verouderd) knipogen
  5. onovergankelijk markeren (bomen markeren voor de houthakkers)
  6. onovergankelijk uitkiezen, uitverkiezen
    «Han var blinket ut som ny leder.»
    Hij was als de nieuwe leider uitgekozen.
    «Komiteen blinket ut steder som egnet seg til industrireising.»
    Het comité heeft streken als geschikte locaties voor de industrievestiging uitgekozen.
  • [5]: være i skogen og blinke
in de bos zijn en bomen markeren
  • [5]: blinke tømmer
markeren van werkhout
  • [5]: blinket skog
gemarkeerd bos (gemarkeerd om gekapt te worden)
  • [6]: blinke ut kandidater
kandidaten uitkiezen


  • blin·ke
vervoeging
onbepaalde wijs blinke
blinka
tegenwoordige tijd blinkar
verleden tijd blinka
voltooid
deelwoord
blinka
onvoltooid
deelwoord
blinkande
lijdende vorm blinkast
(bijvorm): blinkas
gebiedende wijs blink
blinka
blinke
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

blinke

  1. onovergankelijk knipperen, aanflitsen (licht)
    «Stjernene blinka i natta.»
    De sterren twinkelen in de nacht.
  2. onovergankelijk knipperen (met de ogen)
    «Blinke med auga når det smell.»
    Met de ogen knipperen na een knal.
  3. onovergankelijk knipogen
  4. onovergankelijk markeren (bomen markeren voor de houthakkers)
  5. onovergankelijk uitkiezen, uitverkiezen
  • [4]: vere i skogen og blinke
in de bos zijn en bomen markeren