blauwbaard
- Geluid: blauwbaard (hulp, bestand)
- blauw·baard
- In de betekenis van ‘wreedaard tegenover vrouwen’ voor het eerst aangetroffen in 1775 [1]
- samenstelling van blauw bn en baard zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blauwbaard | blauwbaarden |
verkleinwoord | blauwbaardje | blauwbaardjes |
- rokkenjager die zijn vrouw niet bepaald met zachtheid behandelt
- Het woord blauwbaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blauwbaard" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "blauwbaard" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ blauwbaard op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be