bisschopsstoel
- bis·schops·stoel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bisschopsstoel | bisschopsstoelen |
verkleinwoord |
de bisschopsstoel m
- (religie) zetel, troon als teken van waardigheid van een bisschop
- ▸ Het rijkst is het bisdom van Keulen; dat heeft alleen al aan onroerend goed en een dure bisschopsstoel 612 miljoen euro. Ook de bisdommen van Mainz, Limburg en Trier hebben vele honderden miljoenen euro's.[2]
- Het woord 'bisschopsstoel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Bisdommen Duitsland maken vermogen bekend” (Zondag 4 januari 2015, 14:55), NOS