• bis·schops·mij·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord bisschopsmijter bisschopsmijters
verkleinwoord

de bisschopsmijterm

  1. (religie) (kleding) ceremonieel hoofddeksel van een bisschop
     "Toen ik werd gebeld dat ik snel moest komen, vreesde ik dat we een probleem hadden", zegt directeur Christopher Woodward. "Maar toen ik hier kwam zag ik een gouden bisschopsmijter glinsteren in het donker."[2]
     Het wapen is vrijwel gelijk aan het wapen dat Franciscus had als bisschop en aartsbisschop. Wel zijn er pauselijke symbolen als een bisschopsmijter en een gouden en zilveren sleutel aan toegevoegd.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Bouwvakkers stuiten op graven aartsbisschoppen Canterbury” (Maandag 17 april 2017, 02:27), NOS
  3.   Weblink bron “Wapen paus Franciscus bekend” (Maandag 18 maart 2013, 16:40), NOS