binnenvetter
- bin·nen·vet·ter
- samenstelling van binnen en vetter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | binnenvetter | binnenvetters |
verkleinwoord | binnenvettertje | binnenvettertjes |
de binnenvetter m
- iemand die zijn (boze) gevoelens niet laat merken, introvert persoon
- Hij is een dromerige eigenheimer met een kop vol jongensfantasieën en een gekwelde binnenvetter die letterlijk en figuurlijk naar ruimte verlangt. (Mirjam Noorduijn NRC 7 december 2015
- Een binnenvetter kan makkelijk depressief raken.
- Het woord binnenvetter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "binnenvetter" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be