• ei·gen·hei·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord eigenheimer eigenheimers
verkleinwoord eigenheimertje eigenheimertjes

de eigenheimerm

  1. (voeding) aardappel die veel op de Zeeuwse klei geteeld wordt
  2. zonderlinge eigenzinnige individualist
    • Vermoedelijk is Het spoor van Mertens deels een sleutelroman waaraan voor sommige West-Friezen en VU-historici meer te beleven valt dan voor een doorsnee lezer. Maar ook wie buiten deze kringen staat, kan worden aangestoken door het enthousiasme waarmee een dorpse eigenheimer zijn verbeelding inzet om de grenzen van zijn kleine wereld te verleggen. (Elsbeth Etty NRC 2-2-2007) 
90 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[2]