Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·mar·che·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

binnenmarcheren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binnenmarcheren
marcheerde binnen
binnengemarcheerd
zwak -d volledig
  1. (militair) een gebied intrekken door een leger
     "Dus wat gaat er met hen gebeuren als het leger van Assad dit gebied komt binnenmarcheren de komende dagen? Dus niet alleen de internationale diplomatie wordt heel boeiend, maar ook op de grond zijn er echt nog wel vragen over hoe dit gaat uitpakken."[1]
  2. (figuurlijk) met veel kracht en geweld ergens binnenlopen
     "Te zot voor woorden als ze zo je huis komen binnenmarcheren", zei Pol destijds. De deurwaarder werd begeleid door Nederlandse agenten. Die namen alleen het kanon in beslag, dat bij een van de leden op het erf lag.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Leger Syrië trekt grensplaats binnen na deal met Koerdische troepen” (Maandag 14 oktober 2019, 08:17), NOS
  2.   Weblink bron “Duikclub Lauwersoog geeft Duitsers spullen terug” (Donderdag 16 augustus 2018, 15:12), NOS