• bin·nen·har·ken

binnenharken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binnenharken
harkte binnen
binnengeharkt
zwak -t volledig
  1. (informeel) winnen of ontvangen van iets dat men graag wil hebben
     Het Europees Parlement had de zogenoemde Passenger Name Record-overeenkomst (PNR) op initiatief van D66-Europarlementariër Sophie in 't Veld aan het hof in Luxemburg voorgelegd, uit protest tegen het onbeperkt 'binnenharken' van gegevens zonder dat daar een echte aanleiding voor is.[1]
     "Je hebt juist slimme sancties nodig. Je moet meer onderzoek doen om te weten waar Noord-Korea het geld vandaan haalt. Er moet gekeken worden naar de kleine bedrijfjes, ook in de EU, die geld binnenharken voor het land."[2]
     In het interview hekelt Brinkman bovendien het huidige politieke klimaat in de Eerste Kamer. "Mijn frustratie is dat we onze kerntaak uit het oog verliezen. We zijn er om de grote lijnen in de gaten te houden. Maar dat wordt overschaduwd door politieke belangen. Het binnenharken van de laatste stem om een meerderheid te behalen, dat weegt nu veel zwaarder."[3]
  1.   Weblink bron “Hof wijst deal over uitwisseling passagiersgegevens af” (26-07-2017), NOS
  2.   Weblink bron “'Slechte Noord-Korea-kenners houden mysterie rond regime in stand'” (05-10-2017), NOS
  3.   Weblink bron “CDA-coryfee Elco Brinkman kondigt vertrek uit politiek aan” (18-08-2018), NOS