Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·lan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bilan bilans
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bilano

  1. (financieel), (boekhouding) een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een entiteit zoals een onderneming, instelling of persoon, op een bepaald moment
Synoniemen

Gangbaarheid

11 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Uit het Italiaans bilancio 'financieel overzicht, begroting' (uit het Middeleeuws Latijn bilanx 'weegschaal', vergelijk Frans balance).

Zelfstandig naamwoord

bilan m

  1. (financieel), (boekhouding) een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een entiteit zoals een onderneming, instelling of persoon, op een bepaald moment
  2. (figuurlijk) overzicht, samenvatting
Verwante begrippen