bijvoeglijknaamwoordsvorm

  • bij·voeg·lijk·naam·woords·vorm
enkelvoud meervoud
naamwoord bijvoeglijknaamwoordsvorm bijvoeglijknaamwoordsvormen
verkleinwoord bijvoeglijknaamwoordsvormpje bijvoeglijknaamwoordsvormpjes

de bijvoeglijknaamwoordsvormm

  1. (grammatica) woord dat ontstaat uit de flexie van een adjectief
    • De vergrotende trap en overtreffende trap in verbogen en onverbogen vorm, alsmede de verbogen vorm van de stellende trap, zijn ieder een bijvoeglijknaamwoordsvorm.