bijvoeglijk
- Geluid: bijvoeglijk (hulp, bestand)
- bij·voeg·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bijvoeglijk | bijvoeglijker | bijvoeglijkst |
verbogen | bijvoeglijke | bijvoeglijkere | bijvoeglijkste |
partitief | bijvoeglijks | bijvoeglijkers | - |
bijvoeglijk [1]
- (taalkunde) nader bepalend
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt wat over een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord.
- De lange, dikke, domme man is wel aardig. In deze zin zijn lange, dikke, domme en aardig bijvoeglijk naamwoorden.
- Het woord bijvoeglijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijvoeglijk" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be