Limburgs

Uitspraak

Werkwoord

bezeuk

  1. eerste en derde persoon enkelvoud en tweede persoon meervoud in de tegenwoordige tijd van bezeuke
  2. enkelvoud gebiedende wijs van bezeuke

Zelfstandig naamwoord

bezeuk o

  1. bezoek
Verbuiging



Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

bezeuk

  1. bezoek; het bezoeken, de visite
  2. bezoek; de personen die op visite zijn of komen, de verzamelde bezoekers


Nedersaksisch

enkelvoud meervoud
naamwoord bezeuk bezeuken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bezeuk

  1. bezoek; het bezoeken, de visite
  2. bezoek; de personen die op visite zijn of komen, de verzamelde bezoekers
Schrijfwijzen
Synoniemen


Twents

enkelvoud meervoud
naamwoord bezeuk bezeuken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bezeuk

  1. bezoek; het bezoeken, de visite
  2. bezoek; de personen die op visite zijn of komen, de verzamelde bezoekers