Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zet·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezetsel bezetsels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bezetselo

  1. (bouwkunde) middel om een muur glad af te werken zodat ze later beschilderd of behangen kan worden
Synoniemen

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be