bevoorraden
- Geluid: bevoorraden (hulp, bestand)
- be·voor·ra·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bevoorraden |
bevoorraadde |
bevoorraad |
zwak -d | volledig |
bevoorraden
- overgankelijk voorzien van benodigdheden
- De van de buitenwereld afgesneden stad kon enige tijd niet bevoorraad worden.
- wederkerend zich ~; zichzelf van de nodige zaken voorzien
- Hij bevoorraadde zich met genoeg voedsel om de winter door te komen.
1. voorzien van benodigheden
1. zichzelf van de nodige zaken voorzien
- Het woord bevoorraden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bevoorraden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be