bevergeil
- be·ver·geil
- samenstelling van bever en geil
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bevergeil | - |
verkleinwoord | - | - |
bevergeil
- (dierkunde) uitscheidingsproduct van bevers uit een klier tussen de anus en geslachtsorganen waarin castoreum wordt gevormd
- Bevergeil, door Bilderdijk in De ziekte der geleerden (1807) nog aanbevolen tegen kramp, wordt tegenwoordig alleen nog gebruikt in de parfumindustrie
- Het woord 'bevergeil' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.