betutteling
- Geluid: betutteling (hulp, bestand)
- be·tut·te·ling
- Naamwoord van handeling van betuttelen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | betutteling | betuttelingen |
verkleinwoord |
de betutteling v
- het overmatig bezorgd en dwingend zorgen voor iemand
- Tjonge jonge, wat een betutteling ten top! Waar hebben we het over? Een keer per jaar gedurende anderhalf uur op het schoolplein een paar wijntjes/biertjes met elkaar drinken! Geven we daar echt zo'n slecht voorbeeld mee?[1]
- Bij de gemeenteraadsverkiezingen had D66 de mond vol van de vrijheid van schoolkeuze en trok de partij bombastisch ten strijde tegen PvdA-betutteling. Inmiddels is duidelijk dat het huidige college met D66 voorop gewoon is doorgegaan met de invoering van het 'postcodebeleid'in het basisonderwijs.[2]
1.
- Het woord betutteling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "betutteling" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Het Parool 21 DECEMBER 2017 Geven ouders echt zo'n slecht voorbeeld op school?
- ↑ Het Parool LOTTE SCHIPPER 28 SEPTEMBER 2017 'D66 een onderwijspartij? Dat is een misverstand'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be