• be·ti·te·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord betiteling betitelingen
verkleinwoord

de betitelingv

  1. het iets of iemand classificeren; het iets of iemand op een bepaalde manier benoemen
     Nevedovski deed het voorkomen of hij niet alleen onverschillig stond tegenover deze betiteling, maar er zelfs een zekere minachting voor gevoelde.[2]
     Zo gaat het van verdieping tot verdieping door. Vrijheid is een samenkomst van allerindividueelste verbeelding. Maar is een betiteling als 'Dé vijftig kernkunstwerken' niet té canonachtig?[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  3.   Weblink bron “50 'ijkpunten' van moderne Nederlandse kunstgeschiedenis te zien” (16-01-2019), NOS