• be·te·ke·nis·nu·an·ce
enkelvoud meervoud
naamwoord betekenisnuance betekenisnuances
betekenisnuancen
verkleinwoord - -

de betekenisnuancev / m

  1. (taalkunde) geringe, maar toch merkbaar verschillende strekking van een uiting
     Dialectsprekers in Limburg zeggen soms ‘het’ als ze het over een vrouw hebben. Daarmee kun je een betekenisnuance uitdrukken. (…) Als je de betreffende vrouw goed kent, als zij dicht bij je staat, zeg je eerder ‘het’. En ook haar leeftijd speelt een rol. Bij jongere vrouwen wordt het eerder ‘het’.[1]
     Volgens mij ware het te wensen dat de redactie van deze krant het gebruik van het woord ‘zelfmoord’ in alle omstandigheden zou vervangen door het woord ‘zelfdoding’ in onder haar verantwoordelijkheid vallende teksten. ‘Moord’ heeft een criminele betekenisnuance die niet terecht is, zelfdoding is geen misdrijf, ook niet volgens ons Wetboek van Strafrecht.[2]
  1.   Weblink bron
    Berthold van Maris
    “In Limburg kan een vrouw ‘het’ zijn – en daarover lopen de meningen uiteen” (3 juli 2023) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    E.T.B. Willing-Versteegh
    Als men lichamelijk en geestelijk gezond is in:
    H. Drion
    Het zelfgewilde einde van oude mensen. (1992), Balans, Amsterdam, ISBN 9050181708, p. 72