beroepen
- be·roe·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beroepen |
beriep |
beroepen |
klasse 7 | volledig |
beroepen
- wederkerend ~ op: zijn positie verdedigen door te verwijzen naar een bestaande regel of wet
- Hij beriep zich op de wet op vrije nieuwsgaring.
- ▸ Haar verdediging beriep zich echter op het feit dat ze hen toch moeilijk ongegeneerd aan kon staan gapen.[2]
- overgankelijk iemand vragen de verantwoordelijkheden van voorganger van een kerkelijke gemeente op zich te nemen
- Men beriep hem het volgende jaar in Kampen.
1.~ op: zijn positie verdedigen door te verwijzen naar een bestaande regel of wet
de beroepen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord beroep
- vervoeging van beroepen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: | beroepen… |
geen verbogen vorm |
beroepen
- voltooid deelwoord van beroepen
- Het woord beroepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beroepen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ beroepen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be