bero
bero
- be·ro
- Afkomstig van het Duitse werkwoord beruhen, dat van het Duitse werkwoord ruhen komt.
- Noors werkwoord met het voorvoegsel be-.
Naar frequentie | 44590 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | bero |
tegenwoordige tijd | beror |
verleden tijd | berodde |
voltooid deelwoord |
berodd |
onvoltooid deelwoord |
beroende |
lijdende vorm | beros |
gebiedende wijs | bero |
vervoegingsklasse | Klasse 4 zwak |
opmerking |
bero
- onovergankelijk rusten
- onovergankelijk zich bevinden, zijn
- onovergankelijk berusten op, gebaseerd zijn op
- onovergankelijk afhangen van
- [1]: forbli uavgjort
- [1]: hvile
- [2]: befinne seg
- [3]: henge sammen med
- [3]: hvile på
- [3]: skyldes
- [4]: avhenge av
- [4]: komme an på
- [1]: vente
- [1]: la saken bero
laat de zaak rusten
- [2]: sakspapirene beror hos formannen
de processtukken bevinden zich bij de voorzitter
bero
- gebiedende wijs van bero
bero
- gebruikt alleen in de uitdrukking: stille i bero
- late forbli
- utsette
- stille (noe) i bero
iets laten rusten
iets verder laten rusten
iets blauwblauw laten
iets verder laten rusten
iets blauwblauw laten