berkenhout
- Geluid: berkenhout (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɛrkə(n)ˌhɑut / (3 lettergrepen)
- ber·ken·hout
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | berkenhout | - |
verkleinwoord | berkenhoutje | berkenhoutjes |
het berkenhout o
- (materiaalkunde) verzaagde stam van een berkenboom Betula
- Ze hebben de vuistregel dat ze met z’n tweeën op elk KILO-meubel moeten kunnen staan. Het materiaal waaruit de meubels bestaan, multiplex berkenhout, moet daarom een dikte van precies 18,4 millimeter hebben, zodat de afzonderlijke delen niet wiebelen. [2]
- Zittend bij de haard in het parlementsgebouw – tien stammen berkenhout liggen klaar voor een knapperend vuur – zet hij zelfverzekerd de eurokritische standpunten van zijn Volkspartij uiteen. [3]
- ▸ Er was meer hout nodig voor het haardvuur, Lauritz pakte een paar blokken berkenhout, genoeg om een uur te branden.[4]
- Het woord berkenhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Sedee, M.‘Ambachtswerk hoort bij binnenstad’ (9 december 2017) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-08-22
- ↑ Sadée, T.Het Deense EU-model: wel de lusten, niet de lasten (9 maart 2017) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-08-22
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691