Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • berg·beek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bergbeek bergbeken
verkleinwoord bergbeekje bergbeekjes

Zelfstandig naamwoord

bergbeek v/m [1]

  1. kleine snel stromende waterstroom in de bergen
    • Ik rijd over de bergpassen, volg de stroom van de Ouvèze en duik de kloof in van de Méouge, een bergbeek die zich een weg door de rotsen heeft gebaand. [2] 
    • Een 61-jarige Nederlander is dinsdag om het leven gekomen tijdens een wandeling in de Italiaanse Alpen. De Amsterdammer verloor zijn evenwicht, gleed langs een helling naar beneden en kwam in een bergbeek terecht. Hulpdiensten probeerden de man te reanimeren, maar dat lukte niet. Dat meldden lokale media dinsdag. [3] 
    • Vlak voordat ze daar zouden aankomen, bleek dat een bergbeek was overstroomd. De brug eroverheen was daardoor onbegaanbaar. Omdat het langzaam donker begon te worden, konden ze ook niet meer terug naar hun vertrekpunt. Daarom schakelden ze de politie in. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen