• be·re·den
vervoeging van
berijden

bereden

  1. meervoud verleden tijd van berijden
    • Wij bereden. 
    • Jullie bereden. 
    • Zij bereden. 
  2. voltooid deelwoord van berijden
stellend
onverbogen bereden
verbogen bereden
partitief beredens

bereden

  1. te paard
    • Er kwam bereden politie aan te pas. 
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be