bereden
- be·re·den
- vervoeging van berijden: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛi/ - /e/)
vervoeging van |
---|
berijden |
bereden
- meervoud verleden tijd van berijden
- Wij bereden.
- Jullie bereden.
- Zij bereden.
- Wij bereden.
- voltooid deelwoord van berijden
stellend | |
---|---|
onverbogen | bereden |
verbogen | bereden |
partitief | beredens |
bereden
- te paard
- Er kwam bereden politie aan te pas.
- Het woord bereden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bereden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be