• be·ra·den·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord beradenheid
verkleinwoord

de beradenheidv

  1. de mate waarin men zonder aarzelen handelt
     Oestinja was nors en nuchter op het venijnige af, maar koppelde aan die beradenheid een fantasie die op het vlak van bijgeloof geen grenzen kende.[2]