besluitvaardigheid

  • be·sluit·vaar·dig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord besluitvaardigheid besluitvaardigheden
verkleinwoord

de besluitvaardigheidv

  1. het beslissingen kunnen en durven nemen
     Hij wilde tot een besluit komen, maar voelde tot zijn ontzetting dat hij in dit geval niet de besluitvaardigheid kon opbrengen, die hij van zichzelf kende en die hij ook inderdaad bezat.[2]
     "Van mannen wordt gedrag verwacht dat past bij bestuursfuncties en onbewust beloond", legt sociaal psycholoog Romy van der Lee (Vrije Universiteit Amsterdam) uit. Is een man besluitvaardig en assertief? Dan is het een echte vent. "Bij vrouwen worden diezelfde eigenschappen negatief uitgelegd. Besluitvaardigheid is opeens een teken van bazigheid."[3]
  2. de vaardigheden die nodig zijn voor het nemen van beslissingen
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  3.   Weblink bron “'Een man als bestuurder is besluitvaardig, een vrouw een bitch'” (06-03-2018), NOS