benedictijn
- Geluid: benedictijn (hulp, bestand)
- IPA: / ˌbenedɪkˈtɛin / (4 lettergrepen)
- be·ne·dic·tijn
- van middeleeuws Latijn benedictinus,eponiem dat verwijst naar de grondlegger van het kloosterleven, de 6e-eeuwse Italiaanse heilige Benedictus ; in de betekenis van ‘monnik van de orde van Sint-Benedictus’ aangetroffen vanaf 1644 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | benedictijn | benedictijnen |
verkleinwoord | - | - |
de benedictijn m
- (religie) kloosterling van de orde van Sint-Benedictus
- Het woord benedictijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "benedictijn" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ benedictijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "benedictijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be