benedenkerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: benedenkerk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·ne·den·kerk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | benedenkerk | benedenkerken |
verkleinwoord | benedenkerkje | benedenkerkjes |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) (bouwkunde) lager gelegen kerkgebouw
- (religie) (bouwkunde) kerk die gelegen is onder een andere kerk
- ▸ Pal aan de oever staat een neogotische kerk, die bij nader inzien blijkt te zijn verdeeld in een bovenkerk en een benedenkerk, omdat zo kort bij de rivier expansie in de lengte of breedte niet mogelijk bleek; alleen in de hoogte.[2]
- ▸ Zijn lijkkist is opgegraven en in een sarcofaag geplaatst in de benedenkerk om te worden vereerd.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'benedenkerk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ benedenkerk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 2,0 2,1 “Nederland in de negentiende eeuw” (2006), Bakker, ISBN 9035129504