Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·na·deel·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord benadeelde benadeelden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de benadeeldem

  1. iemand die van iets of iemand schade heeft ondervonden
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
benadelen

benadeelde

  1. enkelvoud verleden tijd van benadelen
    • Ik benadeelde. 
    • Jij benadeelde. 
    • Hij, zij, het benadeelde. 
  1. verbogen vorm van benadeeld, voltooid deelwoord van benadelen

Gangbaarheid