bemachtigen
- Geluid: bemachtigen (hulp, bestand)
- be·mach·ti·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bemachtigen |
bemachtigde |
bemachtigd |
zwak -d | volledig |
bemachtigen
- overgankelijk met moeite in handen krijgen
- Hij bemachtigde op het nippertje nog een kaartje voor de wedstrijd.
- ▸ Op de dag dat de vergunningen verstrekt werden zat ik stipt om middernacht klaar met drie computers binnen handbereik om er zeker van te zijn een startbewijs te bemachtigen.[1]
- ▸ Het hoogtepunt van de inspanningen werd wat Eric en Erkki betrof het nemen van een taxi naar het Karlaplan op Ôstermalm om een vijf meter hoge kerstboom te bemachtigen.[2]
1. met moeite in handen krijgen
- Het woord bemachtigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bemachtigen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be