Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·mach·tig·de

Werkwoord

vervoeging van
bemachtigen

bemachtigde

  1. enkelvoud verleden tijd van bemachtigen
    • Ik bemachtigde. 
    • Jij bemachtigde. 
    • Hij, zij, het bemachtigde. 
  2. verbogen vorm van bemachtigd, voltooid deelwoord van bemachtigen