bejaardeninrichting

  • be·jaar·den·in·rich·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord bejaardeninrichting bejaardeninrichtingen
verkleinwoord - -

de bejaardeninrichtingv

  1. (verouderd) instelling die onderdak biedt aan hulpbehoevende ouderen
    • De bejaardeninrichting van Arles maakt deel uit van het hypermoderne ziekenhuis dat ver buiten de stad ligt en de strak-ernstige vleugel voor de oudjes ziet er eerder uit als het hoofdkantoor van een verzekeringsmaatschappij. [1]
    • De gemeenteraad van Breda heeft besloten het Oudemannenhuis   in de Boschstraat aan te kopen voor 115000 gulden en in te richten als expositieruimte. De zeventien bewoners van het huis zullen elders worden ondergebracht. Hiermee houdt een eeuwenoude bejaarden-inrichting op te bestaan. [2]
  • Aanvankelijk had 'inrichting' halverwege de 20e eeuw de neutrale betekenis 'instelling voor intramurale zorg', maar in de tweede helft van de 20e eeuw is de betekenis steeds meer verbonden geraakt aan gedwongen zorg en werd het woord vaak pejoratief gebruikt. Ook het woord bejaarde wordt vaak als neerbuigend ervaren. Wanneer het vooral om langdurige zorg gaat is (geriatrisch of psychiatrisch) verpleeghuis een meer neutrale term, als het in de eerste plaats om huisvesting gaat, woon-zorgcentrum.