behangersbijen
- (IPA in voorbereiding)
- be·han·gers·bij·en
- samenstelling van behanger zn en bijen zn met het invoegsel -s-
- behangersbij zn met de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | behangersbijen | |
verkleinwoord |
de behangersbijen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord behangersbij
- meervoudsvorm als officiële benaming (vliesvleugeligen) Megachile een geslacht van vliesvleugelige insecten uit de familie Megachilidae. Het geslacht is voor het eerst wetenschappelijk beschreven in 1802 door Pierre André Latreille. De dieren leven in holletjes van bijvoorbeeld bamboe of hout. Typerend voor de soort is onder meer dat ze geen arolia tussen hun klauwtjes hebben; in tegenstelling tot andere bijen kunnen ze dus niet tegen gladde oppervlakken zoals glas oplopen. De Megachile pluto, de grootste bij ter wereld, komt uit deze familie
- [2] bergbehangersbij, dikbekbehangersbij, ericabij, gewone behangersbij, grote behangersbij, grote bladsnijder, klaverbehangersbij, kustbehangersbij, Lapse behangersbij, lathyrusbij, luzernebehangersbij, Pyrenese behangersbij, rotsbehangersbij, ruige behangersbij, tuinbladsnijder, zilveren fluitje
- Het woord behangersbijen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.