begrotingstekort
- be·gro·tings·te·kort
- samenstelling van begroting en tekort met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | begrotingstekort | begrotingstekorten |
verkleinwoord | begrotingstekortje | begrotingstekortjes |
het begrotingstekort o
- (economie) (politiek) de mate waarin de inkomsten van de staat minder zijn dan de uitgaven
- Er wordt in de Verenigde Staten veel ophef over het begrotingstekort gemaakt, soms door politici die eerder van harte aan de vergroting ervan hebben meegewerkt.
1. de mate waarin de inkomsten van de staat minder zijn dan de uitgaven
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord begrotingstekort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.