Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·gro·tings·te·kort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord begrotingstekort begrotingstekorten
verkleinwoord begrotingstekortje begrotingstekortjes

Zelfstandig naamwoord

het begrotingstekorto

  1. (economie) (politiek) de mate waarin de inkomsten van de staat minder zijn dan de uitgaven
    • Er wordt in de Verenigde Staten veel ophef over het begrotingstekort gemaakt, soms door politici die eerder van harte aan de vergroting ervan hebben meegewerkt. 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid