• bed·re
  • Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord: afkomstig van de Oudnoorse woorden betr en betri
  • Werkwoord: afkomstig van het Oudnoorse werkwoord betra
Naar frequentie 192
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud god bedre bedst
o enkelvoud godt
meervoud gode
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
gode bedre bedste

bedre, g / o / mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm van de vergrotende trap van god

bedre

  1. beter
  • bedre kendt som
beter bekend als
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bedre
bedrer
bedrede
bedret
volledig

bedre

  1. beter maken, verbeteren
  2. verlichten, verzachten


  • bed·re
Naar frequentie 179
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud god bedre best
o enkelvoud godt
meervoud gode
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
gode bedre beste

bedre, m / v / o / mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm van de vergrotende trap van god

bedre

  1. vergrotende trap van bra