beaarding
  • be·aar·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord beaarding beaardingen
verkleinwoord

de beaardingv

  1. begrafenis
    • In plaats van begrafenis schrijft men tegenwoordig nog al eens ‘beaarding’ en in plaats van het stoffelijk overschot ‘hulsel’. Is dit verdedigbaar, of hebben wij hier weder te doen met krantentaal? [2] 
    • Toen de beaarding van Rebecca achter de rug was, sloot de dame rustig haar huis en is er nooit weergekeerd. [3] 
70 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC (1947)– [tijdschrift] Onze Taal De zwakke plek
  3. NRC (1949)–Jacques Schreurs De dame en de dienstmaagd
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be