beaarding
- be·aar·ding
- Naamwoord van handeling van aarden met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beaarding | beaardingen |
verkleinwoord |
de beaarding v
- begrafenis
- In plaats van begrafenis schrijft men tegenwoordig nog al eens ‘beaarding’ en in plaats van het stoffelijk overschot ‘hulsel’. Is dit verdedigbaar, of hebben wij hier weder te doen met krantentaal? [2]
- Toen de beaarding van Rebecca achter de rug was, sloot de dame rustig haar huis en is er nooit weergekeerd. [3]
- Het woord 'beaarding' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beaarding" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC (1947)– [tijdschrift] Onze Taal De zwakke plek
- ↑ NRC (1949)–Jacques Schreurs De dame en de dienstmaagd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be