• be·in·vloe·den
  • Afgeleid van invloed met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beïnvloeden
beïnvloedde
beïnvloed
zwak -d volledig

beïnvloeden

  1. overgankelijk iemand of iets proberen te veranderen, invloed nemen op
    • Hij wordt sterk beïnvloed door zijn moeder. 
    • Het weer beïnvloedde het rijgedrag van de automobilisten. 
     Zou ze de psychische instorting van Jeroen misbruiken om hem te beïnvloeden?[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]