barsheid
- bars·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | barsheid | barsheden |
verkleinwoord |
de barsheid v
- het boos, lomp en onvriendelijk zijn
- In mei leer ik een dadaïst kennen en niets verandert
Ik blijf ongepast, ik blijf obscene gedichten schrijven
Over sponzenverkopers en over vogelwichelaars,
Over gekwelde okapi’s en over uitgekiende meeuwen
Die mij vrede brengen, ik heb vrede met mijn barsheid. [2] - Maar het is taaie kost. Je voelt het in alles. Die barsheid van de strijkers. De dwarse ritmiek die steeds op het verkeerde been zet. De maatschappijkritische, bozige teksten. [3]
- In mei leer ik een dadaïst kennen en niets verandert
- Het woord barsheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "barsheid" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Obe Alkema 19 januari 2017 Een gedicht moet je voorbij het bekende kunnen duwen
- ↑ NRC 31 oktober 2018 Albumoverzicht: My Baby zuigt je mee, Kurt Vile is gelukkig nog op z’n dooie gemakje
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be