Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bank·pas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bankpas bankpassen
verkleinwoord bankpasje bankpasjes

Zelfstandig naamwoord

de bankpasm

  1. (financieel), (economie) door een bank afgegeven legitimatiebewijs dat in combinatie met een pincode gebruikt kan worden voor elektronisch geldverkeer bij betaal- en geldautomaten
Hyperoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be