bandenplak
- Geluid: bandenplak (hulp, bestand)
- ban·den·plak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bandenplak | |
verkleinwoord |
- (fietsen) middel waarmee men een plakker op het gaatje van een lekke binnenband kan plakken
- Het woord bandenplak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.