balizie
- ba·li·zie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | balizie | - |
verkleinwoord | - | - |
de balizie v
- (straattaal) (pejoratief) overheidsdienst die belast is met de handhaving van de openbare orde en veiligheid en het opsporen van wetsovertreders
- In de woonkamer hingen er nog twee, sierlijk en mooi geborduurd in ouderwets handschrift: TAXFREE SHOPPING - SO MUCH TO DECLARE en O BAZZ - GEEN FLASH, FUCK DE BALIZIE, AREA TURNS RED. Ida las ze nog een keer. "Dolly is kunstenaar", zei Lasse. [1]
- Het woord 'balizie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "balizie" herkend door:
6 % | van de Nederlanders; |
14 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Mortimer, M. (vert. G. de Boer)De maagdensteen (2014) A.W. Bruna Uitgevers, Utrecht; ISBN 9789044972061; hfst. 40; geraadpleegd 2019-08-29
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be