• ba·li·zie
  • herkomst onbekend, misschien een versmelting van balen en politie, meer fonetische weergegeven
enkelvoud meervoud
naamwoord balizie -
verkleinwoord - -

de baliziev

  1. (straattaal) (pejoratief) overheidsdienst die belast is met de handhaving van de openbare orde en veiligheid en het opsporen van wetsovertreders
    • In de woonkamer hingen er nog twee, sierlijk en mooi geborduurd in ouderwets handschrift: TAXFREE SHOPPING - SO MUCH TO DECLARE en O BAZZ - GEEN FLASH, FUCK DE BALIZIE, AREA TURNS RED. Ida las ze nog een keer. "Dolly is kunstenaar", zei Lasse. [1]
6 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[2]