Nederlands

 
bakspel
Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·spel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bakspel bakspelen
bakspellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bakspelo

  1. een van de verschillende varianten van triktrak of backgammon (met als meervoud bakspelen)
    • Hier weten ze dat caféspelen behendigheid en zelfs denkwerk vragen, ook na een pint. Wie daar aan twijfelt, moet maar eens de toptafel, het hamertjesspel of een van de bakspelen proberen. [2] 
  2. een potje triktrak of backgammon (met als meervoud bakspellen)
  3. broodbakken als een spelletje
    • Elke dinsdag van 10 tot 16 uur geven gepensioneerde bakkers ook bakdemonstraties voor het grote publiek. De week van Koekenzondag 5 augustus is er een om naar uit te kijken. Elke dag zijn er speciale bakactiviteiten, zoals een bakspel en een toneelvoorstelling. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

62 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen