baboe
Niet te verwarren met: bamboe |
- ba·boe
- Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘kindermeisje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1859 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baboe | baboes |
verkleinwoord | baboetje | baboetjes |
de baboe v
- (beroep) een Indische of Indonesische vrouwelijke kinderoppas of bediende
- Zij schold op de baboe, zij duwde de kinderen weg, zij brak een waaier... [2]
1.
- Het woord baboe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baboe" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "baboe" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Louis Couperus, De boeken der kleine zielen, p. 151
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be