1. Het baardwerk bij een rivierkrib (fig. 2).
  • baard·werk
enkelvoud meervoud
naamwoord baardwerk baardwerken
verkleinwoord baardwerkje baardwerkjes

het baardwerko

  1. (waterbeheer) met zand gevulde constructie uit rijshout die vroeger vaak de kern van kribben vormde
     Ook bij het maken van een krib van baardwerk mag niet worden losgelaten de gedachte, dat het hout alleen dient om het zandlichaam van de krib bij elkaar te houden; het moet daarom luchtig worden gespreid, teneinde het zand ruim gelegenheid te laten in de holten van het rijshout door te dringen.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Bolderman, M.B.N. e.a.
    “Beknopt leerboek der waterbouwkunde”, 3e druk (1932), L.J. Veen, Amsterdam, p. 421