baardwerk
- baard·werk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baardwerk | baardwerken |
verkleinwoord | baardwerkje | baardwerkjes |
het baardwerk o
- (waterbeheer) met zand gevulde constructie uit rijshout die vroeger vaak de kern van kribben vormde
- ▸ Ook bij het maken van een krib van baardwerk mag niet worden losgelaten de gedachte, dat het hout alleen dient om het zandlichaam van de krib bij elkaar te houden; het moet daarom luchtig worden gespreid, teneinde het zand ruim gelegenheid te laten in de holten van het rijshout door te dringen.[2]
- Het woord 'baardwerk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Bolderman, M.B.N. e.a.“Beknopt leerboek der waterbouwkunde”, 3e druk (1932), L.J. Veen, Amsterdam, p. 421