• baard·schrap·per
enkelvoud meervoud
naamwoord baardschrapper baardschrappers
verkleinwoord

de baardschrapperm [1]

  1. (beroep) persoon die een baard scheert
     Soms meldde zich de 'baardschrapper' onverwacht, dan haalde Jaap voor hem een keukenstoel van boven, kreeg een reine doek.[2]