• baad
vervoeging van
baden

baad

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baden
    • Ik baad. 
  2. gebiedende wijs van baden
    • Baad! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baden
    • Baad je? 



baad o

  1. (Hooglimburgs) bad