• IPA: (Hanoi) /ɓɔp35/

Als zelfstandig naamwoord:

  1. In de betekenis van politiepost: uit het Frans "poste".
  2. In de betekenis van portemonnee: uit het Frans "porte-monnaie"

bóp

  1. (archaïsch) politiepost ten tijde van de Franse overheersing in Vietnam
    Thằng bé trèo sấu bị bắt vào bóp. – De jongen die in de sau-boom is geklommen, wordt vastgehouden op de politiepost.
  2. (archaïsch) portemonnee: kleine tas om geld in te bewaren
    Kẻ cắp lấy mất cái bóp của khách du lịch. – De dief pikte de portefeuille van de toerist.

bóp

  1. persen: stevig vasthouden om kapot te maken, te frommelen, te doen krimpen of iets dergelijks
    Trần Quốc Toản bóp nát quả cam. – Tran Quoc Toan perst een sinaasappel.
    bóp động mạch – een ader samenpersen
  2. bij een lichaamsdeel vasthouden
    Con bóp đầu cho bố. – Hij houdt zijn vaders hoofd vast.
    bóp chân cho đỡ mỏi – je benen vasthouden om ze te laten rusten
  3. kneden
  4. aantrekken, duwen op: die handeling uitvoeren om een mechanisme te doen werken
    bóp phanh – de remmen aantrekken
    bóp còi ô tô – toeteren
    bóp chuông xe đạp – bellen

bóp

  1. gekrompen
    phình hai đầu, bóp ở giữa – gezwollen aan de zijkanten, gekrompen in het midden