bóp
- IPA: (Hanoi) /ɓɔp35/
Als zelfstandig naamwoord:
- In de betekenis van politiepost: uit het Frans "poste".
- In de betekenis van portemonnee: uit het Frans "porte-monnaie"
bóp
- (archaïsch) politiepost ten tijde van de Franse overheersing in Vietnam
- Thằng bé trèo sấu bị bắt vào bóp. – De jongen die in de sau-boom is geklommen, wordt vastgehouden op de politiepost.
- (archaïsch) portemonnee: kleine tas om geld in te bewaren
- Kẻ cắp lấy mất cái bóp của khách du lịch. – De dief pikte de portefeuille van de toerist.
bóp
- persen: stevig vasthouden om kapot te maken, te frommelen, te doen krimpen of iets dergelijks
- Trần Quốc Toản bóp nát quả cam. – Tran Quoc Toan perst een sinaasappel.
- bóp động mạch – een ader samenpersen
- bij een lichaamsdeel vasthouden
- Con bóp đầu cho bố. – Hij houdt zijn vaders hoofd vast.
- bóp chân cho đỡ mỏi – je benen vasthouden om ze te laten rusten
- kneden
- aantrekken, duwen op: die handeling uitvoeren om een mechanisme te doen werken
- bóp phanh – de remmen aantrekken
- bóp còi ô tô – toeteren
- bóp chuông xe đạp – bellen
bóp
- gekrompen
- phình hai đầu, bóp ở giữa – gezwollen aan de zijkanten, gekrompen in het midden
- Hồ Ngọc Đức, Free Vietnamese Dictionary Project