bèta
- bè·ta
- Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘de Griekse letter b’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bèta | bèta's |
verkleinwoord | bètaatje | bètaatjes |
- de letter β, de tweede letter van het Griekse alfabet
- De bèta werd in de oudheid als een "b" uitgesproken, maar in Nieuwgrieks is het een "v".
- iemand met een voorkeur voor wiskunde en natuurwetenschappen, c.q. iemand die een opleiding volgt die daarop gericht is
- Hij is een echte bèta.
- Het woord bèta staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bèta" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bèta" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bèta op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be