• av·veg·ning
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   avvegning     m: avvegningen
v: avvegninga  
  avvegninger     avvegningene  
genitief   avvegnings     m: avvegningens
v: avvegningas  
  avvegningers     avvegningenes  

avvegning, m / v

  1. (het) afwegen, afweging, vergelijking
    «Det er selvsagt en avvegning hvor mye tekniske installasjoner et område tåler før verdien som friluftsområde blir vesentlig redusert. [1]»
    Er is natuurlijk een afweging over hoeveel technische installaties een gebied kan weerstaan ​​voordat de waarde als openluchtgebied aanzienlijk wordt verminderd.
  1. Syssel-støtte til antenne-skog ("Werkhulp voor antennebos")
    Krant: Svalbardposten, 29. September 2000, Årg. 52, Nr. 38/2000, pagina 9
    Auteur: Arne O. Holm