avondlijk Edinburgh castle
  • avond·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen avondlijk avondlijker avondlijkst
verbogen avondlijke avondlijkere avondlijkste
partitief avondlijks avondlijkers -

avondlijk [1]

  1. gedurende de avond
    • En voor de herdenking van de wapenstilstand een avondlijk samenzijn in het Hótel des Invalides! Zo ongeveer met gesloten deuren!' [2] 
    • De komst van de junks is gekoppeld aan een aantal voorwaarden, als beperkte ontvangst van (avondlijk) bezoek en geen gebruik van drugs en drank op straat. [3] 
46 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 211
  3. Tubantia 23-05-11 24 verslaafden in flat Vlierstraat
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be